1. Vertel wat er aan de hand is met opa of oma
Als opa of oma ander gedrag vertoont, merken kinderen dat meestal wel op. Soms zullen ze hardop vragen stellen. Zorg dat je die eerlijk en open beantwoord. Het kan ook zijn dat kinderen zelf een theorie verzinnen waarom opa of oma ineens zo anders doet. Dit valt meestal niet op, maar kan er wel voor zorgen dat een kind zich angstig, boos of buitengesloten gaat voelen. Zorg daarom altijd dat je vertelt wat er aan de hand is. Neem hiervoor de tijd en houd rekening met de leeftijd. Pak het bijvoorbeeld als volgt aan:
Vertel bijvoorbeeld dat opa of oma anders doet door een ziekte in het hoofd en dat ze hier niks aan kan doen. Dit is voor jonge kinderen vaak voldoende uitleg.
Er zijn een aantal kinderboeken geschreven over dementie. Er zit vast een boek bij dat je aan het kleinkind kan voorlezen.
Oudere kinderen kun je uitleggen wat er ongeveer in de hersenen van mensen met dementie gebeurt. Ook kun je ze vertellen dat de oorzaken van dementie nog niet vaststaan.
Je kan vertellen dat de ziekte dementie ongeneeslijk is, maar gelukkig niet besmettelijk.
Het is mooi om te vertellen hoe moeilijk het is voor opa of oma om zich een gebeurtenis, naam of woord te herinneren, om de terugweg te vinden, of een voorwerp te herkennen. Zo leer je het kind begrip te krijgen voor de situatie.
2. Luister naar emoties en stel gerust
Vooral jongere kinderen zijn snel geneigd om de schuld bij zichzelf neer te leggen. Ze zullen dat niet snel hardop zeggen. Vraag daarom door op wat het kind ervan vindt. Zeg heel duidelijk dat niemand er wat aan kan doen dat opa of oma dementie heeft. Het kan zijn dat een kleinkind verdrietig is, misschien wel bang is voor wat komen gaat of zich schaamt voor het gedrag van opa of oma. Zorg dat je weet hoe het kleinkind zich voelt en stel hem of haar gerust.
3. Wees alert op onuitgesproken signalen
Ieder mens gaat anders om met slecht nieuws of tegenslag. Over het algemeen lukt het kleinkinderen goed om om te gaan met de dementie van opa of oma. Sommige kinderen willen anderen niet tot last zijn of durven hun gevoel niet te delen terwijl zij er wel last van hebben. Je kunt dit herkennen aan de volgende signalen:
slecht slapen;
moeite met concentreren op school;
snel huilen, somber, zich afzonderen;
opvallend weinig interesse in de situatie van opa of oma;
zorgzaam gedrag op een manier die niet past bij zijn of haar leeftijd.
Deze signalen kunnen een aanleiding zijn om extra aandacht te geven aan het kleinkind. Soms helpt het als je jouw eigen gevoelens en zorgen deelt en vertelt hoe ke daar zelf mee omgaat.
4. Betrek de omgeving bij de situatie
Wanneer kinderen erg betrokken zijn bij de ziekte van opa of oma of als er in het gezin spanningen ontstaan, omdat de zorg veel tijd en aandacht vraagt, bestaat de kans dat het kind minder goed kan presteren op school. Vooral oudere kinderen lijden onder de zorgen die spelen binnen het gezin. Het is daarom van belang dat school op de hoogte is van de situatie. Kleinere kinderen kunnen in de klas vertellen over dementie. Dat kan door bijvoorbeeld een spreekbeurt te houden of een werkstuk te maken.
5. Het kleinkind betrekken bij de zorg voor opa of oma
Kinderen kunnen zich buitengesloten voelen wanneer het gaat om de zorg voor opa of oma met dementie. Probeer daarom manieren te verzinnen om hen erbij te betrekken, zonder teveel van ze te vragen. Hierbij een aantal mogelijkheden op een rij:
Benadruk dat het voor opa of oma heel fijn en belangrijk is als uw kind bij hem of haar is;
Bedenk leuke activiteiten die kleinkinderen samen met opa of oma kunnen doen, zoals een wandelingetje maken, een spelletje doen, naar muziek luisteren, kleuren of een plakboek maken;
Let op dat uw kind niet in een situatie komt die opa of oma verwarrend of vervelend vindt. Mocht dit toch gebeuren, praat er dan achteraf over en leg uit wat er gebeurde;
Laat het kleinkind nooit alleen met opa of oma als je niet helemaal zeker weet dat ze dit allebei aankunnen.
Bron: Alzheimer Nederland